Liturgische kleden
Het kerkelijk jaar kent zo zijn kleuren, afhankelijk van de tijd. Het kleed dat over de tafel ligt, en het kleed dat van de preekstoel afhangt, en ook de stola die de voorganger draagt, geven dat aan. In de Schepershof heeft een groep gemeenteleden de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan een nieuwe serie liturgische kleden. De meeste daarvan naar een ontwerp van mevrouw Dea Jense. Het resultaat mag gezien worden!
In de adventstijd is de kleur paars. Dat is de donkerste kleur in de kerk. En dat donker (om ons heen en in ons zelf) doet een mens des te sterker uitzien naar het licht, waarop gehoopt wordt. Het symbool op de kleden is een afgehouwen (schijnbaar dode) boomstronk, waaruit toch een takje groen uitloopt.
In de Kersttijd (van Kerst tot plm de derde zondag in januari) is de kleur wit. Dat staat voor feest, voor een stralend nieuw begin. Het symbool is een anker, half in het water (De hoop daalt neer in donkere diepten van onze werkelijkheid). Maar het ‘oog’ van het anker lijkt op de zon (Licht der wereld).
In de veertig dagen, zoals de tijd voor Pasen of de lijdenstijd ook wel genoemd wordt, is de kleur zes zondagen lang paars. Het kruis, met een doornenkroon en spijkers spreken voor zichzelf.
De tijd van Pasen beslaat zeven weken, van Paaszondag tot aan Pinksteren (en dan nog één zondag na Pinksteren). Deze feestelijke -dus witte- hoogtijd van het jaar staat in het teken van Pasen, de opstanding, het lege graf.
Op de Pinksterdag is de kleur rood. Want de Geest van God is als een vuur, dat mensen bezielt. Het brandende braambos is ook zo’n teken.
In zomer en herfst (de tijd, die niet door de grote feesten wordt gekleurd) is de kleur groen -als het beloofde land. Groen is de kleur van de hoop. Daar leeft een mens van, als van brood, als van het levende brood, het Woord van God, die de Alpha en Omega is; het Begin en het Einde.